
Jurisprudentie
AA9294
Datum uitspraak2000-12-14
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200000952/1
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200000952/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Te late doorzending deskundigen-rapport door griffier van de rechtbank kan appellant niet worden aangerekend.
Afwijzing verzoek om schadevergoeding als bedoeld in art. 19 Wet op de stads- en dorpsvernieuwing juncto art. 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening.
In hoger beroep is niet langer in geschil dat appellant sub 1 schade heeft geleden als gevolg van de inwerkingtreding van de Leefmilieuverordening. Het door de raad in de beslissing op bezwaar toegekende bedrag aan schadevergoeding van f. 185.000,- stemt overeen met de schade zoals geraamd door de onteigeningsdeskundige/taxateur drs. P.H.C. de Bont (hierna: De Bont).
Appellant sub 1 heeft in eerste aanleg een advies d.d. 01-12-1998 overgelegd van de deskundige J. Verhagen (hierna: Verhagen), die de schade heeft geschat op f. 430.000,-. De rechtbank heeft het rapport van Verhagen buiten beschouwing gelaten, omdat het rapport weliswaar tijdig bij de rechtbank was ingediend, maar door de raad eerst drie dagen voor de zitting was ontvangen, terwijl appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de raad het stuk wel tijdig heeft ontvangen.
Afdeling: Voorop staat dat geen rechtsbeginsel zich er tegen verzet dat appellant sub 1 de op verzoek van de raad opgestelde adviezen over de schadevergoeding in eerste aanleg bestrijdt met een eerst hangende dit beroep opgestelde contra-expertise. Dit rapport is bij de rechtbank ingekomen op 22 december 1998. De behandeling ter zitting vond plaats op 8 oktober 1999. De uitnodiging voor de zitting dateert van 16 september 1999. Gelet op art. 8:39, eerste lid Awb was de rechtbank verantwoordelijk voor de tijdige kennisgeving van het rapport van Verhagen aan de raad. Dat de griffier kennelijk eerst ruim tien maanden nadat het bij de rechtbank was ingekomen, voor doorzending van het rapport aan de raad heeft zorg gedragen, kan appellant sub 1 niet worden aangerekend.
De rechtbank heeft het rapport ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
Aangevallen uitspraak vernietigd; zaak teruggewezen naar de rechtbank
De raad van de gemeente Gemert-Bakel, appellant sub 2.
mrs. J.A.E. van der Does, H. Bekker, F.P. de Zwart
Uitspraak
Raad
van State
200000952/1.
Datum uitspraak: 14 december 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1 . mr. F. van Amstel, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement
van A, kantoorhoudende te B,
2. de raad van de gemeente Gemert-Bakel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 december 1999 in het geding tussen:
appellant sub 1
en
appellant sub 2.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 1996 heeft appellant sub 2 (hierna: de raad) afwijzend beslist op het verzoek van appellant sub 1 (hierna: Van Amstel) om schadevergoeding als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing juncto artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Bij besluit van 17 juni 1998 heeft de raad het daartegen door Van Amstel gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 31 oktober 1996 herroepen en Van Amstel alsnog een schadeloosstelling toegekend van f 75.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 5 oktober 1994 tot aan de dag van uitbetaling. Dit besluit en het advies van de Commissie Bezwaar en Beroep van 14 mei 1997, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 31 december 1999, verzonden op 13 januari 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door Van Amstel ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de raad binnen zes weken een nieuw besluit zal nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 27 januari 2000 heeft de raad aan Van Amstel alsnog een schadevergoeding toegekend van f 185.000,--, vermeerderd met wettelijke rente.
Tegen de uitspraak van de rechtbank hebben Van Amstel bij brief van 18 februari 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2000, en de raad bij brief van 22 februari 2000, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2000, hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep van Van Amstel richt zich tevens tegen het besluit van 27 januari 2000. Van Amstel heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 16 mei 2000. De raad heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 24 maart 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 juni 2000 heeft Van Amstel een memorie ingediend. Bij brieven van 20 juni 2000 heeft de raad twee memories ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2000, waar Van Amstel in persoon, vergezeld door A, en de raad, vertegenwoordigd door mr. B.P.M. van Ravels, advocaat te Breda, vergezeld door M.J.M. Schellen, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet langer in geschil is dat A schade heeft geleden als gevolg van de inwerkingtreding van de per 6 augustus 1990 onherroepelijk geworden Leefmilieuverordening. In deze verordening worden onder meer de gebruiksmogelijkheden van het pand, waarvan A tot de verkoop op 24 mei 1994 eigenaar was en waarin hij op de begane grond een kledingwinkel exploiteerde, beperkt en het gebruik voor bepaalde doeleinden afhankelijk gesteld van een door burgemeester en wethouders te verlenen vergunning. Voorafgaand aan de Leefmilieuverordening gold ten aanzien van dit pand geen bestemmingsplan. Het geschil spitst zich toe op de hoogte van de schadevergoeding.
2.2. Het door de raad in de beslissing op bezwaar van 17 juni 1998 toegekende bedrag aan schadevergoeding stemt overeen met de schade, zoals geraamd door de onteigeningsdeskundigeltaxateur drs. P.H.C. de Bont (hierna: De Bont) in zijn advies van 29 december 1997. De Bont diende bij het opstellen van het advies rekening te houden met een viertal door de bezwaarcommissie geformuleerde uitgangspunten. Voorafgaand aan de primaire beslissing had de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) de schade begroot op f 185.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 1995 (lees: 5 oktober 1994; de datum waarop het verzoek om schadevergoeding bij de gemeente is ingekomen) tot de dag der uitbetaling. Dit advies had de raad echter niet overgenomen.
2.3. Van Amstel heeft in eerste aanleg een advies d.d. 1 december 1998 overgelegd van de deskundige J. Verhagen (hierna: Verhagen), die heeft gesteld dat de schade op de peildatum 6 augustus 1990 moet worden geschat op f 430.000,--.
12.4 De rechtbank heeft het rapport van Verhagen buiten beschouwing gelaten, omdat het rapport weliswaar tijdig bij de rechtbank was ingediend, maar door de raad eerst drie dagen voor de zitting was ontvangen. Van Amstel is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de raad het stuk wel tijdig heeft ontvangen, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de raad op onjuiste gronden is afgeweken van het advies van de SAOZ en ten onrechte het advies van De Bont aan zijn besluit van 17 juni 1998 ten grondslag gelegd.
2.5. In de nieuwe beslissing op bezwaar van 27 januari 2000 heeft de raad onder handhaving van zijn hoger beroep alsnog een schadevergoeding toegekend overeenkomstig het advies van de SAOZ.
2.6. De Afdeling overweegt als volgt. Voorop staat dat geen rechtsbeginsel zich er tegen verzet dat Van Amstel de op verzoek van de raad opgestelde adviezen over de schadevergoeding, waarvan het laatste in de bezwaarfase is opgesteld, in eerste aanleg bestrijdt met een eerst hangende dit beroep opgestelde contra-expertise. Het desbetreffende rapport is bij de rechtbank ingekomen op 22 december 1998. De behandeling ter zitting vond plaats op 8 oktober 1999. De uitnodiging voor de zitting dateert van 16 september 1999. Ingevolge artikel 8:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stuurt de griffier de op de zaak betrekking hebbende stukken zo spoedig mogelijk aan partijen. De rechtbank was derhalve verantwoordelijk voor de tijdige kennisgeving van het rapport van Verhagen aan de raad. Dat de griffier kennelijk eerst ruim tien maanden nadat het bij de rechtbank was ingekomen, voor doorzending van het rapport aan de raad heeft zorg gedragen, kan Van Amstel niet worden aangerekend. De rechtbank heeft het rapport ten onrechte buiten beschouwing gelaten. De aangevallen uitspraak komt reeds hierom voor vernietiging in aanmerking. Het beroep van Van Amstel verdient met inachtneming van het rapport van Verhagen inhoudelijk nader door de rechtbank behandeld te worden, zodat de zaak naar haar wordt teruggewezen. De naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank genomen nieuwe beslissing op bezwaar van 27 januari 2000 dient eveneens te worden vernietigd. Hierin is evenzeer ten onrechte niet ingegaan op het rapport van Verhagen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 december 1999, AWB 98/5958;
II. wiist de zaak naar de rechtbank terug;
III. vernietigt het besluit van de raad van 27 januari 2000;
IV. gelast dat de gemeente Gemert-Bakel aan Van Amstel het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (f 340,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. H. Bekker en mr. F.P. de Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Tuinhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Tuinhout
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2000
77-306.
Verzonden: 14 december 2000
V11190